Om te starten volgt hier een bekentenis. Ik ben bang voor de tandarts. Sinds het, we spreken eind jaren ’70, mijn tandarts van toen een goed idee leek om onaangekondigd een melkkies te trekken zonder verdoving, ben ik angstig. De halfjaarlijkse controles gaan prima, de mondhygiënist kan het werk ook zonder gevaar doen, maar zodra er een gaatje gevuld moet worden, hmm, geen fun. Ik vertel de tandarts altijd over mijn angst, hoor altijd graag wat er precies gaat gebeuren, wil een dikke verdoving en accepteer het angstzweet en de overgave met een onzichtbaar bonkend hart. Het gaat eigenlijk meestal goed, met extra hulde voor de tandartsassistenten en de liefste receptioniste Ruth.
Maar nu loop ik al anderhalve week met een bak kiespijn waar ik niet blij van word. Ik ben al drie keer in de stoel gelegd, er werd een oude vulling geopend en weer dichtgemaakt, er is een wortelkanaalbehandeling gestart, maar nog steeds heb ik pijn en loop ik gedrogeerd rond. Ik ben er beroerd van en het eind is nog niet in zicht.
Nadat ik afgelopen vrijdagmiddag weer een nare ervaring met ‘de stoel’ had, stapte ik met een door de verdoving verlamde kaak mijn huis binnen. Ik had me eerst in de praktijk en vervolgens in de auto met gebalde vuistjes lopen vermannen, kon nog moeilijk spreken en mompelde bij binnenkomst iets van hel en ellende toen ik mijn dochter zag, die meteen naar beneden was gekomen toen ze de sleutel in het voordeurslot hoorde draaien. Vervolgens barstte ik in huilen uit, het kwam uit mijn tenen, zij troostte mij zo lief en ik vond mezelf zo stom: ik was toch de moeder en niet het kind? En: waarom liet ik me nu al een week leiden door mijn eigen kinderlijke angsten die het steeds van me blijven overnemen? Niets klopte op dat moment. Behalve de liefde van mijn kind.
Enfin, intussen was dat kind ook haar koffer aan het inpakken, want ze zou de dag erna vertrekken naar Italië. Italiaans leren, een paar weken op eigen benen staan, een uitdaging voor dochter én moeder. En tussen het coachen door (wat neem je wel/niet mee, wat als je alleen in het donker loopt in een donkere steeg, wacht, dat moet je sowieso niet doen, oh en mam, straks zijn er geen pannen etc etc) had ik die kloppende kaak. De dozen pijnstillende poeders (helaas niet vergoed door de verzekeraar) stonden mij op het aanrecht verleidelijk aan te staren, ik kon niet wachten om de volgende cocktail te nemen, allejezus wat een pijn kan je hebben. Nog een cadeautje halen, boodschapjes doen, alles draait gewoon door en dus lach je bij de bakker en de slager als een, juist, boer met kiespijn.
Zondag op Schiphol namen we met ons ‘oude gezin’ afscheid van haar. Haar vader, haar broer, de hond en ik: we zwaaiden haar uit na nog een laatste kop koffie en het droppen van haar veel te zware koffer. Het was liefdevol en warm en het vervulde me met een goed gevoel: positieve emoties verzachtten de kloppende kaak.
Bij thuiskomst stond ik weer midden in de realiteit. Ik nam in de onbekende stilte even de tijd om te kijken hoe ik die tandartsrekeningen ga betalen. En nam meteen nog zo’n cocktail, want, oh ironie, dat betalen doe ik uit het online bankieren spaarpotje ‘Iets leuks voor mezelf’.
Geef een reactie