Als je gaat scheiden, moet je een hoop shit regelen. Twee mensen met ieder hun eigen en vooral niet synchroon lopende emoties moeten er samen voor zorgen dat de boel niet uit de hand loopt. Dat kapotte, gekwetste kinderen op de rit blijven. Dat vraagt een onmenselijke hoeveelheid geduld en inschikkelijkheid, terwijl je tegelijkertijd je grenzen bewaakt. Grenzen die je zelf helemaal niet kent. Kortom: het is een belachelijke tijd. Ik heb geen spijt van mijn scheiding, maar ik raad het niemand aan. En Herman Heinsbroek, beter bekend als de LPF-minister die in zijn Bentley het Binnenhof opreed, deed een in mijn ogen uitstekend wetsvoorstel: in het scheidingsjaar ben je eigenlijk ontoerekeningsvatbaar, dus daarom kan je dat jaar niet werken en moet je in de ziektewet. Het wetsvoorstel heeft het niet gehaald, maar ik ga mee in de redenering van ontoerekeningsvatbaarheid. Want het feit dat je zelf echt denkt dat het wel goed met je gaat zegt al genoeg.
Anyway, ik waaier uit. Waar wil ik naartoe? Eenzaamheid. Goed, dan ben je alleen, dan heb je de spulletjes verdeeld (jij het vergiet, ik de braadpan, oh, wil je dat niet, dan doen we het toch andersom, oh, je wilt ze allebei, oke dan neem ik de staafmixer wel), de ergste emoties verwerkt en je komt langzaam maar zeker uit survivalmode. En dan. Dan begint het pas. De godsgruwelijke eenzaamheid. De eenzaamheid die niet weggaat door een kortstondige verkering met toch echt een leuke man, of door een familievakantie waarbij iedereen superlief voor je is. Die niet weggaat ondanks de tekeningen op Moederdag en het ontbijtje op bed van de one-night stand.
Dit is de eenzaamheid van het besef dat je echt alleen bent. Van het niet kunnen delen van je eigen emotie als je kind van slag thuiskomt omdat ze via social media van een anoniem ***kind een sextext kreeg (je bent 13, onschuldig als hooi in augustus en je leest: ‘je bent zo lekker, zal ik je ff beffen, geil sletje’). De eenzaamheid van het schuldgevoel omdat je ’s ochtends vroeg vertrekt voor de kinderen uit, en om half zeven weer thuiskomt als zij alweer lang en breed op de bank hangen met hun telefoontjes, terwijl Netflix tettert en het buurmeisje de deur uitloopt met in haar hand een boterham kaas (‘Ze had honger mam, haar moeder was OOK niet thuis’). De eenzaamheid van de jaloezie: je werkt je een ongeluk voor een prima salaris, maar alles gaat schoon op want je betaalt ook alles in je eentje en dan betrap je jezelf (beschaamd) erop dat je jaloers kijkt naar de tweeverdienende vrienden die alweer een weekendje weggaan en ‘schat, laten we even naar de bios gaan en zullen we uit eten of laten we bezorgen?’ tegen elkaar zeggen.
Pathetisch? Ja hoor, zeker. Soms pakt het zelfmedelijden je, je bent ook maar een mens, toch? Het zijn allemaal momenten, ze gaan weer voorbij. Samen vormen die momenten fases waar je doorheen moet. Ongeacht wie je bent, wat je doet, het lijkt alsof er een script is wat gevolgd moet worden voor je weer echt kan zeggen: ‘Yes, ik ben er weer en ik ben blij.’
Tot die tijd: geniet van alle mooie dingen. Van dat kind dat zegt dat ze trots op je is. Van dat andere kind dat ineens even de afwas heeft gedaan. Van die leuke man in de trein die maar bleef kijken (je dacht nog even dat je je vergiste -er hangt toch geen snotje uit mijn neus-, maar nee, je had sjans en hoe leuk is dat) en van alle lieve mensen om je heen die allemaal voor je blijken te zorgen zonder dat je het door hebt. Je moet het alleen even zien!
Geef een reactie